Op haar hoogtepunt, in 1937, telde de NSB in Nederlands-Indië ongeveer 5000 leden. Op 10 mei 1940 werden veel leden opgepakt en gevangen genomen en werden hun vermogens afgenomen. Met de Japanse inval op Java in maart 1942 werden de meeste NSB'ers weer vrijgelaten om aan het einde van dat jaar, samen met de overige Europeanen, weer vastgezet te worden. Na de Japanse capitulatie kwamen de meeste NSB'ers terug naar Nederland.
In Indië was de NSB veel meer een ultranationalistische groep mensen, die Indië als kolonie van Nederland wilde behouden. Toch verloor de NSB eind jaren dertig veel van haar leden toen duidelijk werd dat zij zich toch steeds meer op raszuiverheid richtte. In mei 1940 was het aantal leden van de NSB teruggelopen tot 1100.
Na de Duitse aanval op Nederland, op 10 mei 1940, gaf gouverneur-generaal Tjarda van Starkenborgh het bevel om alle Duitsers in Nederlands-Indië ter internering op te pakken. Op dezelfde dag werd in Bandoeng het kringhuis van de NSB bestormd en werden vijftien NSB’ers gearresteerd. In de dagen die volgden werden mensen opgepakt die ervan verdacht werden lid te zijn of te sympathiseren met de NSB. De NSB’ers werden het doelwit van een ware haatcampagne onder de bevolking en de Nederlandse pers in Indië. Het oppakken van NSB’ers gebeurde vrij willekeurig. Mensen die een hekel hadden aan hun buren konden dezen aangeven; onder de gearresteerden bevonden zich dan ook verschillende mensen die nooit lid waren geweest van de NSB.
Vermoedelijk zijn er in die dagen meer dan 500 leden van de Indische NSB opgepakt. Bovendien werden de vermogens van alle leden en begunstigers in beslag genomen en werden ze oneervol uit hun functies ontslagen. Vrouwelijke leden van de NSB die opgepakt waren werden in eerste instantie met hun kinderen gedetineerd in de kazerne van Banjoebiroe op Java. Daar zaten zij opgesloten met Duitse vrouwen en hun kinderen. Later werden zij ondergebracht in een groot huis te Salatiga. De mannen werden geïnterneerd in permanente kampen. Op Java waren er drie: Ngawi voor Oost-Java, Ambarawa op Midden-Java en het eilandje Onrust voor West-Java. Vooral in het laatste kamp waren de omstandigheden heel slecht.
De meest staatsgevaarlijke NSB’ers werden geselecteerd om naar Suriname te worden getransporteerd. Na twee lange maanden kwamen zij in maart 1942 aan en werden ondergebracht in de gevangenis Nieuw-Amsterdam, kamp De Joden-savanne of gevangenis Fort Zeelandia. In juli 1946 werden deze NSB’ers vrijgelaten en getransporteerd naar Nederland, waar ze een rood paspoort kregen wat betekende dat ze het land de eerste jaren niet mochten verlaten.
De NSB-gevangenen die in Indië waren achtergebleven werden in maart 1942, toen Japan Java binnenviel, vrijgelaten. Aan het eind van dat jaar werden ze echter, tegelijk met overige Europeanen opnieuw geïnterneerd. Na de Japanse capitulatie gingen de meeste NSB’ers terug naar Nederland. Omdat zij zich over het algemeen niet schuldig hadden gemaakt aan collaboratie of verraad, werden ze in Nederland niet vervolgd.
Bron: Nationaal Archief
1 Reacties >>REAGEER<<:
"Daar zaten zij opgesloten met Duitse vrouwen en hun kinderen. Later werden zij ondergebracht in een groot huis te Salatiga."
welk groot huis wordt hiermee bedoeld, die van Djoen Eng?
mvgr
ed vos
http://www.salatiga.nl
Een reactie posten