Nederlandse soldaten in 'de Oost'
“Het respect dat u toe kwam, kreeg u niet. Er wachtte u geen warm welkom.’Dit zei minister Maxime Verhagen van Buitenlandse Zaken op maandag 7 september “jl. in zijn toespraak tot de Indiëveteranen bij het Nationaal Indië Monument in Roermond. Verhagen: “Uw inspanningen en offers mogen niet worden vergeten. De politiek heeft uw oproep gehoord. Het mag niet weer zo gebeuren.”
Dames en heren,
Dat ik vandaag namens het kabinet het woord tot u mag richten, is voor mij een grote eer. We herdenken vandaag, net als voorgaande jaren, meer dan zesduizend militairen die in de Oost zijn gesneuveld. Meer dan zesduizend levens in de kiem gesmoord. Mannen en jongens in de bloei van hun leven, vol plannen en verwachtingen voor de toekomst. Zij lieten het leven in een land ver van huis. Hun vaders en moeders zouden hen niet ouder zien worden. Hun vrouwen zouden hen niet terugzien. Hun kinderen zouden hen niet kennen. Dat hoogste offer verdient onze volle aandacht en ons diepe respect.
Aandacht en respect die in het verleden maar al te vaak ontbraken. Dat kunnen we ons vandaag de dag nauwelijks voorstellen. Nu is er meer waardering voor het werk van uitgezonden militairen. Er is meer begrip voor wat er van hen gevraagd wordt. Ook de aandacht voor het werk en de offers van veteranen groeit. Zo is er sinds vijf jaar een jaarlijkse Veteranendag, op 29 juni, die bedoeld is als eerbetoon en blijk van waardering voor alle Nederlandse veteranen. Daar ben ik blij om. Die aandacht is terecht. Het is goed dat we onze militairen en veteranen laten weten dat we trots zijn op hun inzet, dat zij een onmisbare bijdrage leveren aan het tot stand brengen van een veiligere en welvarendere wereld. Als minister weet ik: wij kunnen het besluiten, maar zij voeren het uit. Dat vraagt heel wat van hen, van hun familieleden, en van hun omgeving. Daarvoor mag Nederland dankbaar zijn.
Voor u was er destijds weinig aandacht. Het respect dat u toekwam, kreeg u niet. Er wachtte u na de oorlog geen warm welkom, althans, vaak was dat niet het geval. In Nederland was iedereen bezig met de wederopbouw en de verwerking van zijn eigen oorlogservaringen. Er was geen begrip of belangstelling voor wat u had meegemaakt, in dat opgegeven land daar zo ver weg. Woorden als nazorg en traumaverwerking bestonden toen nog niet. Er was nauwelijks een luisterend oor. Van u werd verwacht dat u zich schikte. Naar uw gezin, naar de samenleving, naar de eisen die die tijd stelde. U moest vooral weer snel overgaan tot de orde van de dag: er wachtten belangrijkere zaken. Als het al over Indië ging, dan was het vaak in een negatief daglicht. U werd bij wijze van spreken met de nek aangekeken – voor een keuze die de Nederlandse regering had gemaakt, maar waarvoor u zich moest verdedigen. De verantwoordelijkheid werd op het verkeerde bordje gelegd: op uw bordje.
Vandaag eren we de nagedachtenis van de meer dan zesduizend soldaten die naar Nederlands-Indië, en later Nieuw-Guinea, gingen en niet terugkeerden. Hun namen mogen niet worden vergeten. Uw inspanningen en offers mogen niet worden vergeten. Daarom sta ik hier vandaag. Om dat te onderstrepen.
En daarom is het ook zo belangrijk dat er herdenkingen zijn als deze, hier, op de plek waar voor velen de reis naar Indië begon. U heeft enorm veel meegemaakt, onder omstandigheden waar de meeste mensen vandaag de dag zich geen voorstelling van kunnen maken. Het doorgeven van die verhalen is van onschatbare waarde. Alleen als u het ons vertelt, kunnen wij het weten. Kunnen wij het begrijpen. Kunnen wij er lering uit trekken. Dat zeg ik niet alleen als minister en als historicus, maar ook als vader. Als ik kijk naar wat mijn kinderen op school hebben geleerd over het Nederlandse verleden in Indië, dan vind ik dat eigenlijk te weinig, te summier. Een paar koude feiten uit de geschiedenisboeken. Verhalen zonder gezicht. Eigenlijk zou iedereen verplicht een deeltje uit de reeks van Anton P. de Graaff moeten lezen. Hij tekende heel veel persoonlijke geschiedenissen van Indië-gangers op. Als je zijn boeken leest, begrijp je wel waarom soldaat Bob zegt: “Het staat als met een stalen pin in mijn ziel gegrift.” En zo, concludeert de Graaff, is het voor veel van u: u bent levenslang op patrouille.
Indië zit voor altijd in u. Daar kunnen ook positieve kanten aan zitten. Velen van u zullen, ondanks de verschrikkingen die u er heeft meegemaakt, ook mooie herinneringen koesteren aan het land. Misschien bent u er nog eens teruggeweest. Nam u uw partner en kinderen mee, om hen de plaatsen van uw herinnering te laten zien en hen kennis te laten maken met het land dat uw leven gekleurd heeft. Een land van grote schoonheid, met typische geuren en kleuren, en een gastvrije bevolking. Mijn vrouw, die haar vroege jeugd doorbracht in Indonesië en ik, die het land inmiddels redelijk vaak bezocht, hebben het tenminste altijd zo ervaren. En zelfs in dagboeken van soldaten kom je fragmenten tegen over het hartelijke contact met de Indonesiërs. Hetgeen uw missie waarschijnlijk nog moeilijker maakte.
Dames en heren,
In 2005 hebben Nederland en Indonesië gezamenlijk een streep gezet onder de geschiedenis. De Nederlandse regering heeft toen spijt betuigd voor de gewelddadigheden die van Nederlandse kant zijn begaan. Die spijtbetuiging aan Indonesië en het respect voor u, veteranen, zijn niet strijdig met elkaar. Ze gaan hand in hand. U deed uw plicht in naam van het vaderland en werd meegesleurd op de golven van de geschiedenis. Het was een heel andere tijd. Een tijd waarin Nederland verwikkeld was in een grimmige strijd. Een tijd waarin Nederland en Indonesië op een pijnlijke en gewelddadige manier uit elkaar gingen. Daarbij zijn ook ontoelaatbare dingen gebeurd. En dat hebben we erkend. Dit was een cruciale stap, die nodig was zodat Nederland en Indonesië samen de blik konden richten op de toekomst.
Tegenwoordig hebben onze landen een brede relatie. Maar een speciale band zal er altijd blijven. Tijdens mijn laatste bezoek aan Indonesië afgelopen januari sprak ik met drie weduwen uit Rawagedeh. Drie stokoude, breekbare mensjes, die alleen Soendanees spraken. Via een tolk hoorde ik aan hoe zij de gebeurtenissen destijds beleefd hadden. Ze vertelden over de verschrikkingen die zij hebben doorgemaakt, over het verlies van hun dierbaren, over hun pijn. Ik vond het een moeilijk gesprek. Veel moeilijker dan om tafel zitten met een buitenlandse minister en een lastige boodschap brengen. Deze vrouwen antwoorden, hen op een bepaalde manier troost bieden, dat vond ik van een andere orde. Het gesprek raakte me dan ook diep. Ik besefte: de geschiedenis heeft ons bij elkaar gebracht, en de manier waarop dat is gelopen, zorgt dat er een eeuwige band is. Die verwevenheid is óók een consequentie van het verleden dat we delen, van de strijd die geleverd is. Nu die achter ons ligt, kunnen we uit die verwevenheid het positieve putten. Samenwerken met Indonesië om de wereld van vandaag een betere plaats te maken. Ik kan u zeggen dat de relatie tussen onze twee landen zo goed is, dat we dat ook doen. Als vrienden, op voet van gelijkheid en met respect voor elkaars achtergrond.
Dames en heren,
H.J. Leebeek schreef een aangrijpend gedicht over het gevoel dat veel Indië-gangers hebben overgehouden aan hun uitzending. Het heet De nevel doorbroken en ik zou er graag een aantal passages uit citeren:
(…)
Aan ons geen keus. Het was een plicht
die je volvoerde als een vent,
hoezeer je jeugd ook werd ontwricht.
Men rangschikt onze Indiëtijd
als een naoorlogs tafereel,
met af en toe wat narigheid
door wisselingen van toneel.
‘Het is geen oorlog’, werd gezegd,
‘die is toch immers al voorbij?’
Doch die ten grave zijn gelegd:
meer dan zesduizend?.... Zeg: weet jij
hun namen nog? Noem mij ze dan
en luid! Opdat de politiek
het nog eens duidlijk horen kan.
Na zestig jaar en en public!
Ieder trekt uit het gebeurde zijn eigen lessen. Het belangrijkste dat ik geleerd heb, uit de gebeurtenissen rondom het ‘loslaten’ van Nederlands-Indië, is dat mensen het kostbaarste materieel zijn dat we bezitten. Daar moeten we zuinig mee omspringen. Veel zuiniger dan bij u is gebeurd. In dat opzicht kan ik de soldaat en de dichter Leebeek naar eer en geweten antwoorden: de politiek heeft uw oproep gehoord. Het mag niet weer zo gebeuren.
Dank u wel.
Bron: Maxime Verhagen/CDA